Oorspronkelijke bouwconstructie
Op een vierkant grondplan opgetrokken watertoren. De torenschacht bestond uit een gewapend betonskelet van twaalf buitenkolommen en vier binnen kolommen, onderling op vijf niveaus verbonden door vloeren en koppelbalken. Deze constructie was gedeeltelijk in het zicht gelaten en gedeeltelijk bekleed met decoratief stucwerk. De openingen tussen de constructie waren voorzien van gecementeerd baksteenmetselwerk, dat aan de exterieur zijde ten opzichte van de constructieve onderdelen iets terugspringt. Een uitzondering daarop vormde het onderste gedeelte van de torenschacht (tot niveau 7,50 m) waar de constructieve delen aan het exterieur niet herkenbaar was. De gevels van het onderste gedeelte waren voorzien van een plint waarboven het muurvlak voor het grootste gedeelte gesloten was.
Geschiedenis
Begin 1900 was er in veel gemeenteraden in regio Kennemerland discussie over het aanleggen van een waterleidingnet. In 1896 was de Amsterdamse Duinwater Maatschappij overgedragen aan de gemeente Amsterdam. Na Den Helder (Marinestad) was Haarlem in 1898 de derde stad in Noord-Holland die een eigen waterleiding verwierf. Het water voor de omgeving Haarlem kwam uit putten uit de duinen bij Overveen. Ook Alkmaar en Zaandam liepen vooraan in rij van steden met een eigen drinkwatervoorziening. In 1906 bleek dat van de 1121 gemeenten in Nederland er slechts 117 (tien procent) een eigen waterleiding had. Gemeente Velsen nam in 1910 het initiatief om met meerdere gemeenten een gemeenschappelijke waterleiding aan te leggen. Dit werd als serieuze optie door – onder andere gemeente Zandvoort – overwogen, maar werd niet doorgezet.