Begin maart 1915. Ondanks dat de lente voor de deur stond, had de winter nog een ijzige greep op het land. In IJmuiden, aan de vissershaven, leek het wel hartje januari: bijna twee graden onder nul. De gure wind sneed dwars door het dikke uniform van de jonge soldaat die zijn wacht liep bij de in aanbouw zijnde watertorens. Geen fijne avond voor deze uit Rotterdam komende soldaat, die zich niet alleen tegen de sterke wind staande moest houden maar ook op zijn benen moest blijven staan omdat een half jaar geleden de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken.
Alles was begonnen met één knal: de moord op de Oostenrijkse aartshertog Franz-Ferdinand op 28 juni 1914. Wat volgde, was een kettingreactie van oorlogsverklaringen. Oostenrijk-Hongarije tegen Servië, Rusland tegen Oostenrijk-Hongarije, Duitsland tegen Rusland en Frankrijk. En Nederland? Dat zat er precies tussenin en besloot wijselijk neutraal te blijven – dat leek de veiligste optie. Toch kregen we hier ook de gevolgen flink te voelen. Het leger bleef vier jaar lang op volle sterkte, en heel veel vaders en zoons zaten in dienst. Thuis betekende dat vaak: weinig geld en schaarste, ook hier aan zee. Die schaarste maakte ook dat bouwplaatsen zoals de watertorens extra bewaakt moesten worden. Bouwmaterialen waren schaars én kostbaar – en dus aantrekkelijk voor dieven. Dat verklaarde waarom onze jonge soldaat daar die koude avond zijn post had betrokken. Het zou zijn laatste wacht worden. Midden in al dat grote wereldgeweld speelden zich ook kleine, tragische verhalen af. Eén zo’n drama haalde op 8 maart 1915 de kranten:
“Gisteravond is te IJmuiden een soldaat, die post stond bij den in aanbouw zijnden Watertoren bij de Visschershaven, aangevallen en doodgeslagen. Vermoedelijk heeft hij nog twee schoten gelost, althans er zijn twee schoten gehoord.”[1]
Misschien denk u nu: maar dat is bij die andere watertoren. Dat klopt helemaal. Maar in die tijd werden alle verdedigings- en strategische bouwwerken extra gecontroleerd. Onze soldaat stond op wacht bij een voorpost, zo’n tweehonderd meter verderop, richting de duinrand, ergens tussen de nieuwe Rijkswatertoren en de toren bij de vissershaven. IJmuiden was in die tijd sowieso één grote bouwput. Niet alleen werd er gewerkt aan de watervoorziening, maar ten behoeve van de visserij verlengde men tussen 1914-’20 ook de Vissershaven. Alles draaide om werk, water en vis – in een tijd van honger en gebrek maar het was ook een periode van vooruitgang.
De soldaten hielden dus niet alleen de wacht voor de veiligheid, maar ook tegen diefstal. En de spanningen liepen soms hoog op. Zo ook die zaterdagavond, klokslag tien uur, toen Pieter Jules Verhagen en zijn collega op hun posten werden gezet. Verhagen, een 22-jarige timmermansknecht uit Rotterdam, stond zijn koude, eenzame wacht uit, omdat zijn maatje – tegen alle regels in – een stuk van de weg was teruggelopen. Waarom hij zijn post had verlaten, blijft een raadsel. Maar hij was nog maar net op pad toen plotseling twee schoten kort achter elkaar werden afgevuurd. Geschrokken rende hij terug naar zijn post. Daar trof hij zijn makker aan: Verhagen lag levenloos in een plas bloed, zijn hoofd zwaar toegetakeld.[2]
De politie werd direct ingeschakeld. De speurtocht leidde direct naar de keet waar de polderjongens verbleven. Dat waren stevige, taaie werkers die onder zware, primitieve omstandigheden moesten bikkelen. Het werk was zwaar, vies en lastig, maar voor die tijd verdienden ze niet slecht – zo’n 8 tot 10 euro per week (als je het naar nu zou omrekenen). Veel van die jongens ploften na een schamele maaltijd meteen hun bed in. Maar anderen, gingen nogal eens aan de zwier in IJmuiden. Rond 1900 telde de uit de grond gestampte vissersplaats al 44 kroegen en restaurantjes. Er viel dus genoeg te beleven na een zware dag zwoegen.
De politie pakte volgende ochtend een polderarbeider op, ene De J., omdat hij mogelijk meer wist van de moord. De zondagse rust werd zelfs opgegeven om De J. te ondervragen. Na de verhoren werden twee dronken polderjongens gearresteerd. Waarom ze Verhagen hadden aangevallen, blijft tot op de dag van vandaag een raadsel. Waren ze op strooptocht geweest? Was er ruzie ontstaan? Of had de drank hen overmoedig gemaakt? Feit is dat een jonge soldaat, die niets anders deed dan zijn plicht vervullen in een moeilijke tijd, zijn leven verloor bij de in aanbouw zijnde watertorens.
[1] De Nederlander, 08-03-1915.
[2] De Courant, 09-03-1915, Manslag: te IJmuiden; Algemeen Handelsblad, 09-03-1915.
